Kepen zijn de noordelijke tegenhangers van 'onze gewone' vink. In Nederland broeden
jaarlijks enkele kepen, maar om meer dan drie tot vijf paren lijkt het niet te gaan.
Hoe anders is het in Fenno-Scandinavië, waar de keep een van de meest talrijke broedvogel
is. Daar echter ontbreekt de 'gewone' vink weer bijna helemaal. In de winter verblijven
grote aantallen Scandinavische kepen in Nederland. De zang van de keep is vol van
dissonanten en andere onplezierig klinkende tonen, en lijkt wel wat op de zang van
de groenling. Vinken en kepen houden zich 's winters vaak op in gemengde groepen.
Ze kunnen gemakkelijk worden waargenomen in beukenbossen, waar ze de afgevallen beukenootjes
eten. Ze zijn net zo groot als de vink, maar hebben een witte bovenstaart en veel
meer oranje in het verenkleed. Bij het opvliegen is de witte stuit erg opvallend.